Colombia

24 maart 2016 - Cartagena, Colombia

Noordwaarts zo die gaat! Volgende halte op dit immense continent: Colombia. Ruim een maand in dit mooie land, voor het moment nog wars van massatoerisme. Het is alweer eind maart, wat vliegt de tijd, ook als je op vakantie bent. Andermaal een fijne tijd gewenst met de blog en de bijbehorende foto’s!

20 februari tot 24 maart, 2016

Dit verhaal begint waar het vorige eindigde: net uit de nachtbus, aan de grens van Ecuador met Colombia. We pakken gelijk een lokale attractie mee, de kerk bij Las Lajas. Maria heeft hier naar verluidt haar hoofdje om de hoek van de vallei gestoken, dus heeft men een kerk en brug tegen de valleiwand aangebouwd. Een mooi bouwwerk, en het zonnetje schijnt ook nog eens. In Pasto even een nachtje herstellen van de lawaaiige nachtbus. We tuffen door naar San Agustín, via Popayán. Respectievelijk zes en vijf uur in de bus, het doet ons niets meer. Onderweg een afwisselend landschap van bergen en bijbehorende valleien, bos en grasland. We komen door de páramo van Parque Nacional Natural Puracé, waar we graag willen wandelen binnenkort. Het oogt veilig, mede door de vrij regelmatige controlepunten van de politie.

Rond San Agustín leefden sedert een hele poos, te weten 5000 jaar geleden, twee beschavingen (pre-Columbisch, derhalve). Vanaf ongeveer 3000 jaar geleden besloot men de overledenen te eren met stenen beelden van mens- en dierachtigen. Er staan er honderden over het archeologisch terrein verspreid. Indrukwekkend, zeer gedetailleerd en allemaal verschillend. San Agustín zelf is een leuk en vooral heel levendig plaatsje. Bruisend zou je het kunnen noemen, zoals wel meer van de Colombiaanse stadjes die we tegen komen deze maand (ja, ik verklap het maar alvast). Het is maandagmiddag, dus iedereen zit lekker pils te drinken, te biljarten en vooral weinig te doen. Logisch.

Terug naar Popayán. Per abuis heeft de hotelkamer een TV met voetbal. Gewapend met een biertje lekker Arsenal - Barcelona kijken. Popayán staat bekend als de witte stad; alle muren in deze koloniale stad zijn inderdaad netjes in de grondverf gezet. We zien zelfs een van de daders live in actie met kwast. ’s Ochtends vroeg op om Volcan Puracé te beklimmen, de bus van 04:30. Het is lekker weer, een bemoedigend begin. De verplichte gids laat op zich wachten; schiet op man, daar komen de eerste regenwolken al. We lopen een paar uur. Helaas is halverwege de top het weer inmiddels zo slecht dat we vrijwel niets meer kunnen zien. Dit schiet zijn doel een beetje voorbij zo, dus maar weer terug. Terug? Aangekomen bij de ‘bushalte’ vertelt iemand ons dat er geen bus meer rijdt vandaag. Iets met El Puente (De Brug) die gerepareerd wordt. Wat? Er is om dezelfde reden verder niemand langs dit stuk weg te bekennen, zeker geen auto’s. Vanaf De Brug kunnen we wel een lift of een bus scoren naar Popayán, vertelt deze man. Enfin, die cursus spaans betaalt zich in ieder geval wel uit zo, anders hadden we hier wellicht nog staan wachten.

Wat nu? Lopen maar, naar het dorpje Puracé, om daar een lift te scoren. Gelukkig hadden we nog niet gewandeld vandaag en zijn we zeer fit. [N.B. Bent u een moeder? Ga dan verder met lezen bij **] Had ik al verteld dat dit een paar jaar terug tijdens de guerillaoorlog een gevaarlijk gebied bezaaid met landmijnen was? Nu lijkt het allemaal pais en vree. Een local met een groot kapmes nodigt ons uit voor een drankje bij hem thuis, maar wij willen graag eerst naar huis. Nog eens twee uur wandelen later door dit mooie gebied. Ha, eindelijk een auto. Liften maar op de achterbumper. Eindelijk in Puracé. Waar is die verdomde El Puente nu eigenlijk? Een stel motorrijders wil ons wel verder brengen. Geen helm voor ons, maar dat moet dan maar. Het is best wel ver op de motor. U kent het wel, dat heerlijke gevoel achterop een motor of scooter als in de bocht het achterwiel telkenmale onder je vandaan lijkt te glijden. Ondertussen is het landschap heel erg mooi. Ja, daar ligt die vermaledijde De Brug. De laatste etappe bestaat uit het doorkruisen van een vallei, bos en een riviertje parallel aan De Brug; je waant je toch een beetje een cocaïnesmokkelaar zo. Uit de vallei geklauterd staat daar al onze nieuwste vriend, bezig zijn auto te repareren. Ja hij doet het, vamos! Zo dat was me het tochtje wel. Iedereen was zeer vriendelijk en behulpzaam en de vergoeding voor de motor en auto was bij elkaar een stuk minder dan wat we vanochtend voor de bus hebben betaald. Klasse, Colombia! Als goedmakertje komen we precies op tijd terug in het hotel om PSV een punt uit het vuur te zien slepen tegen Atletico Madrid. Marily ook weer blij.

[**] We stomen door naar de Zona Cafetera, de koffieregio. We verblijven bij La Serrana, een prachtige hacienda op een heuvel buiten het leuke dorp Salento. We doen het hier rustig aan. De regio wordt naast koffieplantages gekenmerkt door rollende groene heuvels, subtropische vegetatie en rust. Taxi’s komen hier in de vorm van Willy’s, oude Amerikaanse legerjeeps. We wandelen naar een waterval. ’s Avonds in een hippe nieuwe tent cocktails drinken met wat andere reizigers en daarna tejo spelen, een typisch Colombiaans spel. Men behoort een metalen bal van twee kilogram in een bak klei te gooien, waarin kleine papieren driehoekjes met buskruit liggen. Doel is uiteraard de boel te laten ontploffen. Tevens dient hier traditiegetrouw bier bij te worden gedronken. Leuk concept, al zijn de mensen in de tejo-hal niet echt aardig tegen ons gringo’s en ontploffen de driehoekjes zelden, ook al worden ze vol geraakt. Zie hier, een typisch avondje uit in ruraal Colombia.

We hebben in de bus hiernaartoe een Duitse vrouw (Amélie) ontmoet die hier woont in een finca (boerderij) met haar Colombiaanse vriend Fredy, tevens bioloog en gids. De trekking agencies in Salento zijn dicht deze week (vanwege de vakantiebeurs in Bogotá, nu vraag ik je!), dus benaderen we haar. We gaan op authentieke koffietour bij hun buurman, Don Jaime. Een zeer uitgebreide tour welteverstaan, we mogen het hele proces van plukken tot malen tot drinken zelf doorlopen. Samen met de buren koffie drinken en daarna met deze lieve familie naar de mirador op een landgoed. De pater familias bedankt ons hartelijk voor onze komst en is zichtbaar geroerd; het is pas de vijfde keer dat Amélie en Fredy toeristen meebrengen. Vier uur tour voor drie euro per persoon, en een hele mooie ervaring rijker. Hé, wat krijgen we nu, zie ik daar Marjet lopen, een oud-huisgenoot van het IBB? Facebook brengt uitsluitsel. De wereld is klein en zo. Een heuse Utregse borrel volgt.

Een dag later lopen we met Fredy een tweedaagse tocht naar El Uñon. een oude vervallen finca temidden van nergens. Een leuke tocht, gekenmerkt door meer groene heuvels, koeien, paarden, af en toe een boer, vogels en vooral heel veel rust wederom. Zelf koken in de hut op vuur, pasta met rode saus, smikkelen geblazen. Een kaartje leggen en dan naar bed. ’s Ochtends vroeg uitzicht op de vallei en Salento. Je hoort hier dus werkelijk helemaal niets. Ongelofelijk, Edgar. Inmiddels zijn we hier al een week en hebben we nog steeds de Valle de Cocora niet bezocht. Nu dan maar. De vallei staat bekend om de lange dunne Quindio wax palm, Colombia’s nationale boom en ’s werelds grootste palm. De langste reikt hier zestig meter richting de hemel. Wederom een hele mooie wandeling. Huh, wat? Genietend van het uitzicht zien we opeens een enorme condor langs ons heen vliegen, yeah. Verder veel andere bontgekleurde vogels, waaronder een aantal mooie kolibri’s.

Okee, nu is het toch echt tijd om verder te gaan, richting Bogotá. Je hoort vooral nare verhalen over Bogota, en de waslijst met waarschuwingen spreekt boekdelen. In de oude wijk La Candelaria is het erg gezellig in de barretjes gevuld met studenten, maar om dit te bereiken is helaas een enorme hoeveelheid politie met honden nodig. De gewapende vrede van de gezelligheid, zullen we maar zeggen. We gaan mee op de veelvuldig geprezen graffiti-tour. In principe wordt het beschilderen van muren en gebouwen gedoogd hier (zolang het fiat van de eigenaar is verworven), dus is de stad helemaal ondergeschilderd met vaak hele mooie creaties. We bewonderen de uitgebreide collectie van gouden kunststukken in het Museo del Oro. Aan de rand van de stad rijst een steile berg, waar iemand met een voorzienende blik een kerkje (Monserrate) heeft neergezet. Inderdaad, een zeer mooie plek voor een goed uizicht over deze miljoenenstad. ’s Avonds in een moderne wijk naar de bioscoop. Tijd voor The Revenant; eens zien waarom Leo dat beeldje nu eigenlijk gekregen heeft. Daarna weer snel met de taxi terug. Een paar dagen Bogotá is meer dan genoeg. Ondertussen hebben we ook van te veel mensen gehoord die overvallen of zelfs neergestoken werden tijdens ons verblijf, bij daglicht. Op naar een wat minder gespannen omgeving dus.

Villa de Leyva, een stereotype toeristische trekpleister bestaand uit veel mooie koloniale gebouwen. Zeer geschikt om een Spaanse serie rondom Zorro op te nemen. Naast een herinnering aan deze gemaskerde held is er nog meer Aardse gechiedenis te bewonderen in de omgeving. Vele fossielen zijn hier gevonden, waaronder het fameuze El Fósil, de intacte in situ overblijfselen van de gevreesde kronosaurus. We zijn inmiddels in de oostelijke tak van het trio bergruggen waarin de Andes zich in Colombia heeft opgesplitst. Deze Cordillera Oriental is veel droger dan de andere twee, en het geheel doet dan ook zeer Spaans aan. Afsluiten met een lekker drankje op het disproportioneel grote kasseienplein van Villa de Leyva.

Net zo koloniaal, maar minder groot: Mongui, verder oostwaarts. In Mongui hebben ze zich gespecialiseerd in het maken, zowel met hand als met machine, van voetballen. Waarom ook niet? Honderdduizenden exemplaren worden jaarlijks verkocht. Sinds Cajas in Ecuador willen we graag meer zonnige páramo-wandelingen maken. “Wat was dat ook alweer, Ralph, ik heb de Ecuador-blog stiekem in niet zo veel detail gelezen?”. Nou, vooruit dan: het is een alpien-toendra-ecosysteem gekenmerkt door hooggelegen meren, veen en grasland. We doen de Páramo de Oceta-wandeling, wederom heel mooi met een bijzondere vegetatie bestaand uit voornamelijk frallejones. Wel een stuk droger en minder meren dan in Cajas. Uiteraard gaan we niet weg voordat we een leren voetbal hebben gescoord bij de plaatselijke ambachtslieden.

Door naar San Gil, outdoorpaleis van Colombia. Ons hostel heeft een jacuzzi, prima zo, niets meer aan doen. ’s Avonds een potje 5-tegen-5 voetballen. Team `Rest of the World’ verslaat een stel Engelsen; daar zou ik mijn geld dus niet op inzetten tijdens het aanstaande EK. Paragliden in een canyon. Heel leuk, al is de thermiek niet heel denderend en moeten we de hele tijd rondjes draaien op dezelfde plek om omhoog te komen. Hopelijk zijn onze vluchten wel een beetje lang, denken we van tevoren. Ergens tijdens mijn vlucht word ik opeens misselijk en koortsig. Hopelijk duurt mijn vlucht niet al te lang, denk ik nu. Helaas, door een kwakkelende thermiek blijft het vechten om weer omhoog te komen naar ons vertrekpunt. Pfff. Hè hè, eindelijk landen. Een uur duurde deze vlucht, waarvan ik de helft misselijk was. Nou, je krijgt wel waar voor je geld hier. Edoch, dit half uurtje is het meest ziek wat ik me in zeven maanden reizen gevoeld heb, dus je hoort mij verder niet klagen. Nabij San GIl ligt Barichara, een klein oud dorpje, meer dan het bezoeken waard. Nabij Barichara ligt dan weer Guane, een nog kleiner dorpje. Twee uur lopen over een oud inheems pad, bestaand uit keien met daarin heel veel mariene fossielen. Het is alsof je op eerstejaarsveldwerk in Aliaga bent, ook vanwege het dorre landschap. In Guane zelf vinden we een museumpje dat enorme ammonieten herbergt. Een uitgebreide lunch is te nuttigen voor een eurootje of twee.

Weet je waar ik zin in heb, Marily? Om weer eens lekker achtelijk lang in een bus te zitten! Nou, gelukkig maar dat we nu net naar de Caribische kust willen. Twaalf uur rijden door de nacht, maar door vertraging doen wij er lekker vijftien over, bonus. De bus is wel dik prima en ik kan zowaar melden dat ik behoorlijk geslapen heb. We komen ’s ochtends aan in Santa Marta, maar stomen in twee uur door naar Barranquilla. We willen nog steeds naar een voetbalwedstrijd in Zuid-Amerika, en Barranquilla Junior speelt vanavond thuis. Het enige hostel van deze grote stad heeft een Playstation 4 (ik wist niet dat die bestond) met FIFA16. Even oefenen voor vanavond dus. Bij een officiële ticketshop scoren we kaartjes, terwijl een man voor de winkel ons uitfoetert dat we niet bij hem op straat kaartjes halen. Nee, dank je, ik wil graag wél het stadion inkomen. Samen met wat Amerikanen uit het hostel naar het stadion, wel ver weg. We hebben kaartjes voor de oostzijde; de kaartverkoper raadde expliciet de harde kern van de noord- en zuidzijdes af. Iets met gemene Colombianen met messen. Op onze tribune is de sfeer zeer goed, inclusief een persoonlijke percussieband. Heel veel lawaai teistert onze oren, mooi. Junior, tu papá! De club is na zeven wedstrijden koploper met de spetterende doelcijfers 9-5, dat belooft wat, ahum. Het ziet er aardig uit wat Junior laat zien, al is dat deels omdat de zwakke tegenstander (Deportes Tolima) wel heel veel ruimte weggeeft. Góóóóóóólll!!!! 1-0! Oh, gelijk 1-1 door een waanzinnige omhaal, een heuse chilena. Toch weer voor, 2-1 bij rust, JUICHEN! Na rust keldert het niveau. Zelfs Feyenoord zou hier fluitend kampioen worden. De thuisclub komt goed weg, Tolima krijgt enorme kansen maar alle spelers kunnen nog slechter afwerken dan Lex Immers. Na de wedstrijd worden we door Colombiaanse kennissen van de Amerikanen zo spoedig mogelijk van het stadion weggeleid. Het is hier ’s avonds niet zo veilig voor ons, zeggen ze. in de taxi gepropt en weer naar huis. Een mooie ervaring, zeker de detour waard.

Terug in Santa Marta, even een dagje tot rust komen in een hostel met zwembad, tranquilo, je weet toch. We tuigen voor een nachtje naar het beroemde Parque Nacional Natural Tayrona, een tropisch park aan de kust. Het staat ook bekend om zijn drukte, al valt de rij ’s ochtends nog mee. Een paar uur lopen door woud en langs mooie stranden naar het mooiste strand, waar de meeste backpackers zich ophouden. Zwemmen, chillen, bier, een receptuur voor succes. Slapen doen we hier in een hangmat, best wel prima eigenlijk. Per toeval kom ik nog een Colombiaanse PhD tegen die ik ken van conferenties. Oh god, de wereld wordt écht steeds kleiner. Tijdens het niets doen schiet de dag voorbij. ’s Ochtends een korte game walk, tijdens welke we onder andere een tweetal apensoorten en een agouti (ñeque) zien. Uiteraard wordt er nog even genoten van het strand en de zee, alvorens we terugwandelen en rijden naar Santa Marta.

Tijd voor iets anders: de woestijn van La Guajira peninsula, in het verre noordoosten van Colombia. Ook deze regio was voorheen zeer gevaarlijk, en het oosten is dat nog steeds in verband met smokkelaars en de nabijheid van Venezuela. Nu echter is het een werkelijk waanzinnig mooi gebied dat je kan delen met vriendelijke locals, geiten en cactussen, zoals zal blijken uit de rest van deze tekst. We pakken de directe bus naar Cuatro Vias, zo genoemd omdat het niet meer dan een kruispunt behelst midden in de woestijn; inderdaad, ze winden er geen doekjes om hier. Aldaar worden we gelijk geronseld door de eigenaar van een chiva (soort pick-up truck voor geiten), die ons als er genoeg passagiers zijn voor een prima prijs verder wil brengen naar Cabo de la Vela. De chauffeur blijkt een maniak en rijt de arme woestijn open met zijn banden. Hobbel-de-bobbel, gratis massage van de bilspieren. Een heel mooi en vooral een ander landschap, erg indrukwekkend. Overal en nergens zien we mensen tussen de cactussen vandaan komen. Een man op een fiets trotseert moeizaam het mulle zand, gadegeslagen door een stel geiten en ezels. Vier kindertjes komen ogenschijnlijk uit het niets, op weg naar een eveneens onzichtbare bestemming. Er werd er echter ooit maar één onbevlekt ontvangen, dus deze vier zullen wel ergens vandaan komen, zo veel is zeker. Enfin, in Cabo afgeleverd bij een zekere Toti, een schreeuwerige doch aardige man die alles voor ons kan regelen. Allemaal prima, een hutje op het strand, verse kreeft voor vier euro, scooter-taxi’s naar de bezienswaardigheden nabij, Eerst van het uitzicht genieten en zwemmen bij Pilón de Azúcar, daarna de zon onder zien gaan bij El Faro (De Vuurtoren), alwaar een vrouwtje koud bier verkoopt voor 60 cent. Ja hoor, komt u maar.

Om vijf uur ‘s ochtends met Toti Tours naar Punta Gallinas, het meest noordelijke punt van Zuid-Amerika. Een paar uur crossen door de woestijn, een korte bootrit en we zijn bij onze nieuwe accommodatie. Ontbijten en gelijk weer op tour. De Punta zelf wordt even aangetikt, waarna we over zandduinen wandelen en uiteraard weer een verfrissende duik nemen. ‘s Middags rustig aan en nog een willekeurig wandelingetje tussen cactussen door naar de zee. Slapen in een ruime hangmat, heerlijk ontspannend. Uiteraard even de wekker gezet om ‘s nachts van de Melkweg te genieten. We kunnen gelijk worden teruggebracht naar Cuatro Vias, dat scheelt weer een overnachting in Cabo. Wat een prachtige (en non-toeristische) uitstap was dit, echt een aanrader als u ooit naar Colombia gaat. De mensen zijn hier ook aardig, ondanks de armoede in deze regio. Nuja, de volwassenen dan. De arme kinderen hebben helaas niets beter te doen dan een touw over de weg spannen en zo auto’s tot stilstand en om een aalmoes te manen. Stoïcijns doorrijden werkt echter in de meeste gevallen. Hopelijk komen hier snel meer scholen.

Vanaf Cuatro Vias een bus naar Santa Marta, en vandaar door naar Minca, een koffiedorp gelegen in de Sierra Nevada de Santa Marta, waar het als het goed is iets koeler is. Voor de betweters: dit is het hoogste kustgebergte ter wereld. Zo! Het is hier warmer dan gehoopt, best wel klam eigenlijk. Wel een leuk klein dorpje, zeer levendig zoals wel vaker, ditmaal vanwege het begin van Semana Santa, de heilige paasweek. Vroeg op om naar een finca te wandelen, koffie te drinken en vogels te zien. We zien een familie rode brulapen en een stel toekans. Steeds verder gaan we, deels met behulp van een moto-taxi, om uiteindelijk de hele Los Piños-trek van acht uur te doen. Op de terugweg vinden we verkoeling bij een waterval. Een erg leuke tocht, al exclameert Marily wel een immense haat jegens wandelen tijdens de tocht. Maar "alleen op supersteile stukken terwijl de zon op je kop brandt", tracht ze zichzelf later te nuanceren. Over Semana Santa gesproken, de doorn in het oog van menig reiziger in dezer contreien. Denkt u vooral niet aan romantisch kijken naar diep religieuze mensen die en masse een paasmis bijwonen. Iedereen viert zijn of haar vakantie gewoon aan de kust. Hier dus. Gevolg voor ons is dat alles druk en duurder dan normaal is. Helaas, even een weekje deze exodus uitzitten dus.

Een half dagje langs de kust tuffen in de bus is genoeg om onze laatste bestemming te bereiken: Cartagena de Indias. Een trekpleister van jewelste vanwege het oude centrum, een testament van Spaans koloniale architectuur. Veel oude en kleurrijke gebouwen hier dus. De vestingmuur om de stad staat ook nog overeind, evenals een immens fort, het grootste dat de Spanjaarden ooit in een kolonie zouden bouwen. Engelsen, Fransen en piraten met kwade intenties werden hiervandaan in de spreekwoordelijke mootjes chorizo gehakt. Ook het oude paleis van de Inquisitie roept lugubere gedachten op, maar het is wel een prima museum. De stad is het beste te ervaren door er zonder doel door heen te lopen, dus dat doen we dan maar. Ondertussen komen we om de haverklap Nederlanders tegen die we danwel ontmoet hebben in Colombia danwel in Nederland. Onze kennissenkring convergeert in deze spil van het Spaans imperium, toeval bestaat niet meer.

Zo, alweer een land doorkruist. Colombia: van alles wat en alles mooi. Andes, jungle, stranden, koloniale relicten, veel vogels en zelfs een woestijn. En vooral ook hele levendige, bruisende stadjes en vriendelijke mensen. Bovendien was het eten een stuk beter en gevarieerder (internationaler) dan in Ecuador. Ik had zelf graag wat meer van de berglandschappen gezien, maar het was helaas in de Andes vaak bewolkt (het droge seizoen was wat eerder afgelopen dan normaal). Desalniettemin, het was weer genieten geblazen! En nu? Ons plan was ooit het noorden van Zuid-Amerika te bereizen, in welk geval Venezuela nu aan de beurt zou zijn. Helaas is dit ongetwijfeld mooie land nogal naar de verdoemenis op het moment. Te gevaarlijk voor ons onschuldig reizigers dus. Bovendien is de grens met Colombia op dit moment dicht. U ziet, het is allemaal geen kattenpis dat reizen. We vonden dan ook dat we wel een vakantie verdiend hadden zo na zeven maanden inspanning. Daarom: tijd voor een uitstapje! De keuze is gevallen op Bolivia en Peru. Helaas slechts een maandje, dus we kunnen lang niet alles zien. Hebben wij weer. Maar we gaan er zeker van genieten! Hasta luego!

Foto’s

3 Reacties

  1. Maite:
    25 maart 2016
    Ongelooflijk Edgar!! Que hermosa historia! Het lezen van deze kleurrijke blog is bijna hetzelfde als het beleven ervan. Toch maar een carrière als schrijver (flaptekstschrijver) wellicht? ;-)

    Veel plezier en take care!!! Liefs, Maite
  2. Mama Empakai:
    26 maart 2016
    Jouw advies aan de moeders onder ons om verder te lezen vanaf (**) was voor mij zoals je begrijpt juist een aanbeveling om de uitdaging aan te gaan. Ik heb er nu overigens wel spijt van dat je me een kijkje hebt laten nemen in het 'normale' Colombiaanse leven zoals in Puracé en de stegen van Bogota! De foto's zijn weer van grote klasse! Heel veel dank dus voor dit rondje Colombia waar ik, vermoed ik, nooit heen zal gaan! Usted valiente!!!!
  3. Chris Hattinga Verschure:
    27 maart 2016
    Nog maar 1 maand te gaan. Dat betekent voor de thuisblijvers nog maar 1 aflevering van jullie reisverhaal. We zullen ernstig moeten afkicken, of ga je straks in Nederland door met het publiceren van bloedstollende en toch humoristische verhalen? Beestachtig mooie foto's ook.
    C&J